Het Friesch Dagblad wijdde op 14 februari een stelling aan de vanzelfsprekendheid van de kinderdoop in de PKN. Hieronder mijn column als reactie daarop.
Het simpelste antwoord op de stelling van vandaag is: die keuzevrijheid is er al! Weliswaar is de Protestantse Kerk een kerk waarin de kinderdoop wordt gepraktiseerd, maar het is allerminst op het niveau van de gehele kerk verboden om van het dopen van je kinderen af te zien. In het Dienstboek deel II van de PKN is een voorbeeldliturgie opgenomen voor het zegenen van pasgeboren kinderen, het zogenaamde ‘opdragen’.
Pluraal
De PKN is een plurale kerk. Dat wil zeggen dat niet alle plaatselijke gemeenten het ‘opdragen’ van kinderen zullen toestaan of het afzien van de kinderdoop zullen toejuichen.
Ik begrijp de pluraliteit van de PKN op dit punt. Ik denk dat we als christenen toe zijn aan de constatering dat het al dan niet dopen van kinderen een zaak is die op basis van de bronnen van het christelijk geloof niet beslist kan worden. Ik ben een voorstander van de kinderdoop. Ik ben zelf als kind gedoopt en ook onze kinderen zijn gedoopt. Geen haar op mijn hoofd die erover denkt om me opnieuw te laten dopen. Maar wat als theologie nu eens zozeer door een bepaalde tijd en cultuur wordt bepaald, dat zo’n overtuiging elke keer weer opnieuw geijkt moet worden? Is zo’n overtuiging misschien dogmatisch wel correct, maar qua beleving op dit moment niet haalbaar?
Twee gevolgen
Ik zie binnen de hedendaagse PKN drie gevolgen van de kinderdoop die met de theologie van de doop in strijd zijn. In de eerste plaats natuurlijk de behoefte om zich opnieuw te laten dopen. Over de eenmaligheid van de doop bestaat in het christendom nauwelijks verschil van mening. Ook niet met baptisten of doopsgezinden: ook zij dopen maar één keer! In de tweede plaats zie je dat de theologie in de hoofden van heel veel ouders die hun kindje laten dopen, al lang een ‘opdraagtheologie’ is. Als je ze vraagt waarom ze hun kind laten dopen, zullen ze iets uitdrukken van dankbaarheid tegenover God voor hun kind, niet iets over sterven en opstaan met Christus. De beleving van de doop staat in schril contrast met de theologie van de doop. Ten slotte zie je dat het natuurlijke gevolg van het dopen van kinderen, ‘belijdenis doen’ als kinderen volwassen worden, onder grote druk staat. Zeker in de minder behoudende hoek van de PKN doen steeds minder mensen belijdenis. Het lijkt een verklaring van je instemming met allerlei dogma’s waarvan je geen idee hebt of je erachter staat, of een belijdenis van je persoonlijke relatie met Christus waarvan je allerminst zeker bent. Dopen op dat moment zou een totaal andere spiritualiteit met zich meebrengen, één van sterven aan jezelf in plaats van je gelovige prestaties laten zien.
Bezinning
Daarom zou ik tegenstanders van het ‘opdragen’ van kinderen in de PKN willen vragen zich te bezinnen op het vanzelfsprekende van de kinderdoop en het verbieden van het zegenen van kinderen binnen hun gemeenten. De kinderdoop is goed, ze heeft een prachtige betekenis, maar ze roept problemen over ons af die in de huidige context onvermijdelijk zijn: de vraag om ‘herdoop’ en een verlies aan betekenis van de kinderdoop. De vraag is: is het principe ons dat waard, als het niet uitdrukkelijk in de Schrift staat?
Geef een reactie