Soms leer je toch ook theologisch ineens iets uit een kerkdienst, op een manier die je niet zo kunt voorspellen. Gisteren was het eeuwigheidszondag en woonde ik de dienst bij in mijn eigen gemeente in Vianen. De Grote Kerk was vol, wat niet zó gebruikelijk is. Tijdens deze dienst worden de overledenen uit het afgelopen jaar herdacht (een protestantse vermijding van Allerheiligen, dat eigenlijk al op 1 november plaatsvond).
Je vraagt je dan af: wat zorgt er voor dat mensen bij zo’n gedenken van de overledenen in zo grote getale bij elkaar komen? Je realiseert je dan dat, afgezien van het familie-effect en de gewoonte, er eigenlijk niet zoveel plaatsen zijn in onze maatschappij, waar je na een tijdje het overlijden van een dierbare nog eens op een mooie en goede manier, niet alleen als individu of als familie, maar in een groter verband, kunt gedenken. Je realiseert je ook dat dat grotere verband niet alleen met het aantal mensen, maar ook met de gedachte van God te maken heeft. Puur seculier gezien is het moeilijk om aan de dood betekenis te geven. Op een plek waar God vereerd en aangeroepen wordt, daar is er antropologisch, zelfs als je puur pragmatisch en functioneel denkt, plek voor gedenken, voor een groter raamwerk, voor iets van betekenis waar voor je gevoel misschien niet of nauwelijks betekenis meer aanwezig is.
Het orgel bij Van der Leeuw en Noordmans
Maar ik zag nog iets. Dat had te maken met een nog ongepubliceerd artikel van Jan Dirk Wassenaar dat we onlangs op een dag voor gepromoveerden aan de VU bespraken. Dat artikel ging over de visie van G. van der Leeuw, de vader van de liturgische beweging in protestants Nederland, en O. Noordmans, een verklaard criticus van die liturgische beweging. Liturgische beweging, voor hen die dat niets of weinig zegt, staat dan simpel gezegd voor een vormgeving van de eredienst naar het model van een herontdekking van de vroege kerkse eredienst: drempelgebed, kyrie, gloria, enz. de manier waarop de modernere protestanten kerkdiensten houden. Zo ook bij ons in Vianen.
Wat ik ineens zag, is dat dit één van de weinige diensten in ons kerkelijk jaar is, waar gemeenten als de onze aan emotiemanagement doen. Emoties krijgen onvermijdelijk een grote plaats in deze dienst. Familieleden konden naar voren komen om een kaars aan te steken na het noemen van de naam van het overleden familielid. Ze konden ook een steen meenemen met daarop de naam van de overledene. Prachtig. Dat ‘werkt’ ook.
En juist dat zijn liturgisch georiënteerde gemeenten eigenlijk niet zo gewend. Dat werd duidelijk in het artikel van Jan Dirk Wassenaar. Zowel Van der Leeuw als Noordmans hadden allebei echt iets met muziek en met het orgel, maar op een stevig verschillende manier. Van der Leeuws visie op de rol van het orgel was ingebed in het vertellen van de grote daden Gods en het invoegen in het ritme van de liturgie. Vooral geen registratiewisselingen bij emotionele aspecten in het lied, om maar een voorbeeld te noemen. Noordmans’ omgang met het orgel oriënteerde zich nog helemaal op de romantiek, beetje Asmatisch, zouden orgelkenners zeggen.
Die tegenstelling zie je ook terug in de algemene benadering van de kerkdienst in de liturgische hoek van de kerk. Een vast leesrooster, ook bijvoorbeeld bij een doopdienst. Niet zelden ook voorgedragen en al bestaande gebeden. Oecumenisch-protestantse diensten en liederen hebben vaak iets straks, iets bloedeloos. Mensen op het grondvlak missen dat ook, die emoties. Geef maar eens een lied van Johannes de Heer op voor de ouderen in de gemeente bijvoorbeeld, en de roep om andere muziek onder jongeren in veel gemeenten heeft er ook alles mee te maken. Het staat allemaal zo enorm op een afstand van je gevoel, van je beleving.
Waarom zou je in vredesnaam emoties weghalen?
Nu kun je je voorstellen dat er lezers zijn die zeggen: waarom zou je in vredesnaam alle emotie uit je liturgische traditie halen? Alle is uiteraard veel gezegd, maar toch wel veel. Toch ga ik dan even pleiten voor die liturgische beweging. Ik denk namelijk dat die beweging vanuit zijn eigen context heel goede redenen had om bij het romantische weg te gaan. Er was namelijk in de romantiek een enorme kloof gegroeid tussen redelijk geloven aan de ene kant, waarbij je dan niet meer zoveel te geloven had aan de moderne kant van de kerk, en romantisch gevoelsmatig geloven aan de andere kant. Bij die laatste kant was de spiritualiteit dan vaak zo donker en afgrondelijk dat gelovigen zich ook daarmee maar heel moeilijk meer konden identificeren. Tegen de achtergrond van die kloof groeide wellicht de liturgische beweging, een beweging die zegt: het gaat niet om wat je voelt of om wat je redelijk nog kunt geloven, maar het gaat om het je mee bewegen in de grote woorden en rituelen van de kerk van alle eeuwen. Dát is kerkzijn.
Maar het was wel een noodsprong die nu voor lastige problemen plaatst, want de generaties na de mensen die deze keuze maakten, voor zover ze überhaupt nog naar de kerk gaan, hebben de grootst mogelijke moeite om vanuit de belevingscultuur waarin zij leven, van een kerkdienst uit deze traditie nog iets te maken. De gedeelten van de kerk waarin de match met de belevingscultuur wel of beter slaagt, zijn de evangelicale en de conservatieve gedeelten van de kerk. Daarin speelt gevoel immers een heel grote rol, ook al is de manier waarop dat gevoel wordt aangesproken, heel verschillend. En daar zitten ook meer mensen… net zoals er nu bij de dienst met herdenking van de overledenen veel mensen zaten. Wat dacht je trouwens van kerstnachtdienst?
Modalitaire verschillen zijn niet alleen verschillen in belijden
Concluderend zie ik nu dat modalitaire verschillen lang niet alleen verschillen in belijden of geloven zijn, maar ook verschillen in emotiemanagement. Natuurlijk wist ik dat op zich ook wel, maar ik weet het nu opnieuw en dan anders. Zoiets zien, je bewustworden, kan je helpen om het te veranderen. Niet dat dat zonder slag of stoot zal gaan, want ook een emotiearme kerkdienst is voor veel mensen in de oecumenisch-protestantse traditie iets waaraan ze met heel veel emotie gehecht zijn! Er zijn dus kleine stapjes nodig, of misschien zelfs parallelle diensten, om aan de behoeften van zowel de liturgische als de belevingsgerichte gelovigen te voldoen.
Geef een reactie