In dit en het volgende bericht zal ik een aantal basisopties schetsen van ‘totaalvisies’ die naar mijn indruk in cultuur, wetenschap en maatschappij dominant zijn. Ik ga de mijne daar (in het volgende bericht) vast bijzetten en Korthagen cs een plek geven tussen die totaalvisies, zodat de lezer een beeld krijgt van het perspectief op mensen en opvoeden dat bij het project Korthagen hoort. Waarom ik Engelse termen gebruik, weet ik eigenlijk niet. In ieder geval niet omdat ik Engelse literatuur heb gebruikt. Het ‘bekt’ gewoon lekkerder.
No self
De eerste visie is wellicht de simpelste en daarom begin ik ermee. Ik denk dat het de visie is die momenteel het sterkst in opkomst is en grote populariteit geniet: een mens heeft geen ‘ik’, geen zelf. Er is in mensen niet zoiets als een kern en uiteraard heeft het vanuit die visie ook geen zin om met je ‘zelf’ contact te maken. Dat wil uiteraard niet zeggen dat je geen zelfbewustzijn hebt, maar dat zelfbewustzijn is een functie van je biologische setup en niet meer dan een weergave van het wezen dat jij op dat moment bent.
Deze visie is niet helemaal te reduceren tot één specifieke filosofische, psychologische of culturele stroming. Er zijn vanuit de ideeëngeschiedenis verschillende lijnen aan te wijzen die de gedachte van ‘no-self’ versterken. Een stroming die momenteel populair is, is die van neuropsychologen als Swaab en Lamme: een mens heeft geen vrije wil, geen ik, maar is eigenlijk gewoon het resultaat van biologische processen. Uiteraard gaat die gedachte goed samen met een toenemend doortrekken van evolutionistisch gedachtegoed in de sociale wetenschappen. De mens wordt in toenemende mate bestudeerd als een dier, als een verzameling biologische impulsen die weliswaar beïnvloed kunnen worden, maar waar niet iets in zit dat zich van die verzameling impulsen onderscheidt. Opvoeden is dus in feite extreem geformuleerd niet zoveel meer dan het programmeren van een machine. Hoe serieus die gedachte de ronde doet, blijkt uit de geldverslindende ICT-projecten die erop gericht zijn het menselijk brein technologisch na te bouwen, waarbij de initiatiefnemers daadwerkelijk van de gedachte uitgaan dat een supercomputer die alle hersenfuncties kan uitvoeren, ook heel goed zelfbewustzijn zou kunnen hebben.
Deze trend van ‘no self’ gaat terug op een al langer opgeld doende verzameling psychologische theorieën die ‘behaviorisme’ worden genoemd. Dat is een psychologische stroming in de twintigste eeuw waarin, tegenover stromingen als Freud ea, menselijke gedrag werd bestudeerd als een kettingreactie: een stimulus, een (nare) gebeurtenis bijvoorbeeld, leidt tot een gevoel en dat leidt weer tot gedrag, bijvoorbeeld de neiging om herhaling van die gebeurtenis te voorkomen, of die juist te willen herhalen. Een toepassing in de bestrijding van een fobie of omgekeerd een verslaving ligt uiteraard voor de hand. In latere psychologische theorieën wordt de gedragscomponent aangevuld met een cognitieve component die vooral bedoeld is om via het bewuste veranderen van gedachten in de ketting van stimulus-respons in te grijpen. Je kunt ervan uitgaan dat de meeste psychologische behandelingen die je tegenwoordig krijgt, gebaseerd zijn op dit soort theorieën. Het effect ervan is wetenschappelijk vast te stellen en de duur van de behandeling is beduidend korter dan ‘softere’ theorieën kunnen bereiken.
Hoewel ik hieronder voor een andere totaalvisie zal pleiten, wil ik geenszins de waarde van no-self-theorieën afschrijven. Er is niets per definitie problematisch of onchristelijks aan de gedachte dat ervaringen leiden tot gedachten en je die gedachten kunt beïnvloeden om beter met je ervaringen uit het verleden te kunnen leven. Waar totaalvisies meestal mankgaan, is op het moment dat ze werkelijk als totaalvisie gaan functioneren. Een mens is ook een dier. Daar is niets evolutionistisch aan. In de traditie van Aristoteles hebben massa’s premoderne denkers en dus ook christelijke theologen over de mens gesproken als ‘animal rationale’, een ‘redelijk dier’, dus dat er zich in mensen dierlijke reflexmatige processen afspelen, daarmee is niets onchristelijks, onmenselijks of evolutionairs gezegd. Wel gebeurt er iets belangrijks als mensen stellen dat een mens alleen een dier is, dus het functioneren van onze geest tot dierlijke processen gereduceerd kan worden. Dan begint de no-self-theorie een totalitair karakter aan te nemen dat geen andere aspecten meer toelaat.
Pure self
Anders dan in de vorige visie hebben mensen volgens deze verzameling van visies op mensen wel iets extra’s. Je zou het een ‘ziel’ kunnen noemen, waarbij dat begrip ziel niet noodzakelijkerwijs christelijk ingevuld hoeft te worden. Trouwens, de manier waarop in de christelijke traditie het begrip ‘ziel’ gebruikt is, onderging door de geschiedenis heen forse wijzigingen, dus het christelijke begrip ziel bestaat niet. Ik denk dat Korthagen cs uitstekende voorbeelden zijn van mensen die werken volgens de visie van ‘pure self’. Ze bouwen daarmee voort op een zeer lange traditie van duizenden jaren. Al volgens Plato is er in de menselijke geest een ‘goddelijke vonk’, een blanke pit die weliswaar volgens Plato gevangen zit in een gebrekkig lichaam, maar door kennis tot zijn oorspronkelijke puurheid kan terugkeren. De pure self-visie heeft ook in het christendom sterke navolging gevonden, maar steeds in een meer of minder omstreden vorm. Ik waag graag de stelling dat pure-self-christendom er altijd is geweest, ook voortdurend een sterke invloed heeft gehad, maar in ieder geval steeds onder druk heeft gestaan van wat ik hieronder zal beschrijven als ‘broken self’. In de vroege kerk kun je, overigens onderling weer verschillende, vormen van pure self zien in het pelagianisme, of later in de christelijke mystiek en een voortdurende lastig te beschrijven stroming die wij esoterie zouden noemen, nog later in het humanisme, nog weer later in de liberaal-christelijke theologie en de antroposofie.
Kenmerkend voor een pure-self-visie is de gedachte van een goede kern, waarbij je er direct moet bij zeggen dat die goede kern er niet alleen is, maar ook voor ons toegankelijk is: je kunt er wat mee. Je kunt weten wie je bent en je kunt jezelf sturen naar de toekomst. Die gedachte van een goede kern staat de gedachte van kwaad niet in de weg, maar dat kwaad zit vooral in de omstandigheden, niet zozeer in die kern zelf. Daarom is het kwaad ook niet overheersend. Pure-self-denkers zijn optimistisch. Opvoeding kan. Mensen hebben een goede wil en ze beginnen goed. Je ziet in het werk van Korthagen cs hoe vaak ze uitgaan van de gedachte dat kinderen veel zuiverder leren dan volwassenen. Volwassenen raken bedorven, maar ook zij kunnen terugkeren naar hun kern: ze kunnen zich afvragen: wie ben ik en wat wil ik? Dat moeten ze ook doen om alle rotzooi die ze rond hun pure zelf hebben heengebouwd en er door anderen is achtergelaten, op te kunnen ruimen en weer zuiver met zichzelf te communiceren.
In de psychologie heeft de pure self-theorie een grote aanhang gekregen via de psychologie van Carl Rogers, ook wel client-centered psychologie genoemd. Waarden als empathie, echtheid en onvoorwaardelijke acceptatie worden nog steeds door psychologen gezien als essentiële kenmerken van een psychologische gespreksvoering, maar de uitwerking van die waarden tot een totaalvisie op psychologische hulp heeft meestal plaatsgemaakt voor meer gedragsgeoriënteerde methoden. In het alternatieve esoterische circuit wordt echter regelmatig gebruikgemaakt van een geradicaliseerde pure-self-visie. Rogers was verwant aan liberaal-christelijke maar wel modern-theologische theologie zoals die van Paul Tillich. Daarin is een beperkte gedachte van een goddelijke vonk aanwezig, maar die wordt niet esoterisch uitgewerkt. In meer geprofileerd antroposofische kringen wordt dat wel gedaan. Evelein bijvoorbeeld, die samen met Korthagen een boek schreef over Werken vanuit je kern, presenteert op zijn website muziek door middel waarvan je kunt samensmelten met het goddelijke. Dan zitten we niet meer bij Rogers, maar bij oudere en radicalere varianten van de pure-self-theorie.
Zoals ik in een eerder blog al schreef, ben ik blij met Korthagens aandacht voor het ‘zelf’. Een mens is voor mij een ‘iemand’, wat dat ‘iemand’ dan ook precies mag zijn. Ik denk ook dat elk mens iets van het goede in zich heeft, op z’n minst op één of andere manier een verlangen naar het goede, ook al slaagt die mens er heel vaak helemaal niet in om dat goede tot stand te brengen. Het is daarom volgens mij vanuit een christelijk perspectief daarom niet verboden om van de ideeën van Korthagen cs gebruik te maken (ik schrijf dit met name tegenover een behoudend christelijk publiek waarin de vraag: ‘Mag je daar gebruik van maken?’ vaak een urgente vraag is). Wel denk ik dat de theorie van ‘pure self’ om algemeen-menselijke en theologische redenen niet overtuigend is als totaalvisie. Hardmaken volgens empirisch-wetenschappelijke methoden kan ik dat niet, maar dat wil niet zeggen dat je er geen argumenten voor kunt geven.
Ik denk bijvoorbeeld dat je niet zolang met kinderen hoeft om te gaan, om je af te vragen tot op welk moment ze ‘puur’ zijn. Die periode duurt over het algemeen verrassend kort… Ook ben ik erg sceptisch over de vraag of wij als mensen toegang hebben tot onszelf. Met de mooie quote aan het begin van zijn inaugurele rede in Utrecht geeft Korthagen eigenlijk zelf al aan dat dat niet het geval is: je geeft meer les met wie je bent dan met wat je zegt. Dat ‘wie je bent’ is niet alleen wat of wie je denkt te zijn, maar ook wat je communiceert zonder het te weten.
‘Gewoon lekker jezelf zijn’ is misschien wel het meest wijdverbreide residu uit het radicale humanisme van de tweede helft van de twintigste eeuw, maar je hoeft maar om je heen te kijken om te zien hoe lastig dat is. Al lekker gewoon jezelf zijnde en niets in de gaten hebbend, kun je in het perspectief van je omgeving mijlenver bij jezelf vandaan raken. Zelfs als je ziet wie je zelf bent – ik zou zeggen: altijd alleen tot op zekere hoogte – dan is het nog enorm lastig om iets aan jezelf te doen. De ‘law of attraction’ waarover je online moeiteloos van alles kunt vinden, die zegt dat je alles kunt krijgen als je dat maar echt wilt, lijkt mij niet een wet die op psychologisch niveau in onze wereld van toepassing is.
Volgende keer bespreek ik de laatste twee theorieën: ‘split self’ en ‘broken self’.
Geef een reactie