Theologische impressie bij ‘Sei still mein Herz’

Op 24 mei 2012 ging in de Janskerk in Gouda het kunstwerk ‘Sei still mein Herz’ in première. Het was een combinatie van enerzijds twee beeldende kunstwerken door Martijn Duifhuizen en anderzijds een compositie van de hand van mijn broer Kees Wisse. De kunstwerken gingen in première tijdens een concert waarin de compositie werd ingebed in enkele werken van Johann Sebastian Bach, onder andere de bekende koraalbewerking ‘Schmücke dich o liebe Seele’ uit de Leipzigverzameling. De bezoekers werden aangemoedigd zich tijdens het concert vrij in de ruimte te bewegen. Waarschijnlijk zonder dat de kunstenaars het wisten, ging het Bach-koraal heel mooi samen met één van de kunstwerken van Martijn Duifhuizen, omdat het Bach-koraal is geschreven ‘sub communione’ oftewel, bestemd om tijdens de communie de worden gespeeld. De twee kunstwerken van Duifhuizen hebben als titels ‘Laatste Avondmaal’  en ‘Laatste oordeel’. (Hieronder een uitvoering van Bachs ‘Schmücke dich’ via Youtube)

Tijdens deze premiere was ik vooral van Duifhuizens ‘Laatste Avondmaal’ zeer onder de indruk. Ik begaf me tijdens de uitvoering van ‘Schmücke dich’ naar de plek waar dat kunstwerk was uitgestald (onder het glas-in-loodraam met hetzelfde thema) en had daar wat je een religieuze ervaring zou kunnen noemen. Ik raakte zo onder de indruk van de manier waarop de reële aanwezigheid van Christus in het avondmaal in dit kunstwerk werd weergegeven, dat ik door het kunstwerk heen de levende Heer aanwezig wist. Ik heb nog nooit een kruis geslagen en zal dat wellicht ook nooit doen, ook geen buiging maken voor een altaar in een rooms-katholieke kerk of iets dergelijks, maar dit zat er dicht bij. De ervaring ging zo ver dat, toen het concert afgelopen was en mensen zich vrijelijk tot heel dicht bij het schilderij begaven, dat heel vreemd voelde. Wisten die mensen eigenlijk wel waar ze zich bevonden?

Toen ik na het concert omstandig betoogde dat dit de indrukwekkendste vertolking van de calvinistische avondmaalsleer is die ik ken, werd dat wellicht door de overvloed van indrukken niet zo goed duidelijk aan de maker, Martijn Duifhuizen. Daarom vroeg hij mij recent om een toelichting bij de beide kunstwerken te schrijven, omdat ik ook bij zijn weergave van het laatste oordeel iets had op te merken, kritiek eigenlijk. In dit bericht vind je de weergave van mijn antwoord.

Laatste oordeel

Om met het laatste te beginnen. De ‘installatie’ die het laatste oordeel weergeeft, bestaat uit twee grote stroken doek die verticaal zijn opgehangen, de ene zwart en de andere met goud bedekt, waaronder een weg lijkt weergegeven met zwarte en gouden tegels. Waar mijn opmerking over ging, is de verhouding tussen de zwarte en de gouden tegels. Als de stroken doek het moment van het oordeel in de geschiedenis symboliseren en daar lijkt het sterk op, dan geven de tegels na de doeken de situatie na het oordeel weer en de tegels voor het oordeel de loop van de geschiedenis er naar toe. Wat nu zeer opvallend is aan het kunstwerk, is dat de verhouding tussen de zwarte tegels en de gouden tegels door de geschiedenis heen steeds duidelijker wordt. Liggen de tegels aan het begin van de installatie nog kris kras door elkaar, dicht bij het doek wordt het hoe langer hoe duidelijker dat een bepaalde groep zwarte tegels aan de verkeerde kant terecht zal komen en de rest aan de goede kant zal staan.

Daarover ging mijn theologische kritiek. Die kritiek was niet religieus bedoeld. Het was niet mijn bedoeling te laten zien dat vanuit gelovig, kerkelijk of religieus perspectief het kunstwerk ‘fout’ is. Dat zou een oninteressante observatie zijn. Waar het mij om ging, is te laten zien dat de manier waarop je die tegels legt, niet willekeurig is. Je geeft er iets mee weer, je neemt eigenlijk impliciet een theologische beslissing. Theologie wordt, met een raar wordt uit de hedendaagse continentale filosofie, ‘ingeschreven’ in het kunstwerk.

Eén van de prangende vragen rondom iets als een laatste oordeel is immers: kan ik weten aan welke kant ik sta? De evangeliën spreken daar verschillend over. De evangeliën van Mattheus en Johannes zijn het meest uitgesproken over de manier waarop een ‘oordeel’ over mensen zich voltrekt. Bij Mattheus (hoofdstuk 25), althans zo lees ik het, weten de mensen op aarde eigenlijk niet wie aan de goede kant staat, of beter gezegd, ze hebben wel een idee, maar dat idee blijkt er net naast te zitten. Juist de mensen die dachten aan de goede kant te staan, komen aan de verkeerde kant terecht en zij die geen idee hadden zoveel goeds te hebben gedaan, blijken juist uitverkoren te zijn.

Voor gelovigen is dat een tergende gedachte, voor zowel liberale als behoudende gelovigen. Zij willen juist een relatie zien tussen ofwel je goede werken (sociaal werk etc) en je behoud, ofwel je geloof en kerkelijkheid en je behoud. Het vervelende is dat Jezus in Mattheus 25 beide routes lijkt af te snijden. Daarom wordt met name in behoudende en evangelicale christelijke kring de gedachte van het oordeel uit Mattheus met die uit Johannes verbonden: je geloof in Jezus Christus, dát bepaalt aan welke kant je terechtkomt. Daarmee halen ze echter de scherpe kanten van zowel Mattheus als Johannes af. In Johannes voltrekt het oordeel zich namelijk totaal anders dan in Mattheus. In Mattheus is, zoals ook het kunstwerk lijkt te suggereren, het oordeel een moment in de geschiedenis. In Johannes is dat heel anders. Voor Johannes voltrekt het oordeel zich in het hier en nu: ‘Wie in Hem gelooft, wordt niet geoordeeld, maar wie niet gelooft, is al veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de Naam van de eniggeboren zoon van God.’ (Joh 3:18) Hier is het dus inderdaad het geloof dat beslist, maar niet zozeer aan het einde der tijden, maar in de geschiedenis, op grond van je relatie met Jezus Christus. Impliciet is daar ook de gedachte mee verbonden: je lidmaatschap van de geloofsgemeenschap, want wie, zoals het evangelie ergens anders zegt, gedoopt is in water en in Geest, die is opnieuw geboren. Wie lid is van de nieuwe gemeenschap die Jezus Christus belijdt als de Zoon van God (1 Joh) die heeft deel aan het nieuwe rijk van God.

Dus, vraagt de eenvoudig ziel zich nu af: hoe is het nu? Hoe hadden de tegels moeten liggen? Ze hadden helemaal niet anders moeten liggen dan ze lagen. Ze lagen zoals de kunstenaar meende ze te moeten leggen. Van goed of fout is in die zin geen sprake. Martijn Duifhuizen, opgegroeid in een behoudend gereformeerd milieu, gaf aan ze zo gelegd te hebben als ze lagen, naar analogie van het schilderij van Michelangelo in de Sixtijnse kapel, waar ook gaandeweg duidelijk lijkt te worden wie wel en wie niet aan de goede kant staat. Fascinerend is dat, want hier gaat de Middeleeuwse traditie van Michelangelo een verbinding aan met de bevindelijk-gereformeerde achtergrond van Duifhuizen. Het zou zomaar kunnen dat de opvattingen van Michelangelo onbewust in het denkkader van Duifhuizen een nieuwe betekenis hebben gekregen.

Wat je in ieder geval kunt zeggen, is dat, als de tegels volgens Mattheus hadden moeten liggen, er een warboel had moeten blijven tussen goud en zwart tot bij de doeken. Als de tegels volgens Johannes hadden moeten liggen, dan zijn er twee opties. Een postmoderne optie zou zijn om te zeggen: gewoon lekker door elkaar, want hier is een gelovige en daar, los van een bepaalde concrete geloofsgemeenschap. Historisch gezien is het waarschijnlijker om vanuit Johannes te denken aan een vrij smal spoor, met wellicht wat verdwaalde lichtjes er omheen, van goud, de gemeenschap die het bij het rechte eind heeft en al in het hier en nu deel heeft aan het rijk van God. Dan zie je direct ook waarom de christelijke traditie met de radicalisering van die lezing van Johannes altijd moeite heeft gehad, en daarom die lezing van Johannes in evenwicht heeft gebracht met andere stemmen in het Nieuwe Testament, want als je zo’n duidelijk gouden spoor heel hard doortrekt, wordt de christelijke gemeenschap al snel een exclusieve bedoening, met arrogante gelovigen, althans, daar was men in de traditie bang voor (zie bijvoorbeeld de strijd van de reformatoren tegen de dopersen, of strijd van hedendaagse kerkelijke gereformeerden tegen de heiligingsbeweging/evangelicalisme).

Het laatste avondmaal

Terug naar het laatste avondmaal. Duifhuizen werkt met buitengewoon abstract materiaal. Het gaat in dit geval om dertien rechthoeken, waarvan 1 helemaal met bladgoud overdekt (Jezus), één helemaal zwart en elf zwart met een gouden rand. Wat maakt Martijn Duifhuizens weergave van het laatste avondmaal nu zo bijzonder voor mij? Wat het precies was dat iets van een religieuze ervaring bij mij opriep, dat laat zich moeilijk beschrijven of analyseren. Er is altijd meer dan woorden kunnen uitdrukken. Die ervaring laat ik voor wat ze was, maar op theologisch niveau laat zich wel het één en ander noemen dat in mijn geval aan de intensiteit van de ervaring heeft bijgedragen.

Over Christus’ werkelijke aanwezigheid in het avondmaal of, voor rooms-katholieken, de eucharistie, is in de theologiegeschiedenis zeer veel strijd gevoerd, ook binnen de reformatie, tussen de reformatoren Zwingli, Luther en Bucer/Calvijn. Volgens Zwingli was Christus in het geheel niet in de lichamelijke tekenen van brood en wijn aanwezig, zoals de katholieke kerk van dat moment dat wel meende. Volgens Luther was Christus wel lichamelijk tegenwoordig, maar bij en niet door middel van de tekenen. Voor Bucer en later en bekender Calvijn, is Christus wel aanwezig, maar door de Geest en daarom ook voor de gelovige. Voor wie dit haarkloverij vindt: dat kan het ook zijn, maar destijds hingen deze verschillen nauw samen met de visie op de bemiddeling van heil aan mensen en waren die verschillen daarom van groot belang voor de manier waarop mensen geloofden.

Martijn Duifhuizens weergave is daarom zo’n fraai voorbeeld van een gereformeerde avondmaalsleer, omdat Christus heel duidelijk wel in het avondmaal aanwezig is. Voor Zwingli zou je kunnen zeggen dat er alleen maar kringetjes om de zwarte vlakken te tekenen zijn. Nu is er het volledig gouden vlak dat heel pregnant (stel je een schemerige kerk voor met gedoseerd licht en dan in die duisternis een helder schijnend licht van het gouden vlak!) de aanwezigheid van de opgestane Christus weergeeft. Er is dus reële aanwezigheid, niet zomaar herinnering. Die aanwezigheid straalt ook af op de gelovigen. Dat zie je aan de gouden kringen om de discipelen heen (abstracte herinnering aan aureooltjes om heiligen).

Wat het nu typisch gereformeerd maakt, misschien wel bevindelijk gereformeerd, of ook postmodern, is dat het volledig abstract is gemaakt. Daardoor is de minst mogelijke herinnering aan lichamelijke concreetheid weggenomen. Het effect daarvan is dat het niet meer om een bepaald stukje brood gaat, maar ook niet meer om een bepaald soort gelovige, of een bepaald soort gemeenschap. Het gaat eigenlijk alleen nog maar om het moment. Het gaat er, om een populaire uitdrukking aan te halen, niet meer om dat Jezus in Bethlehem geboren is of op Golgotha gestorven, maar het gaat er alleen nog maar om dat Jezus ook in jouw hart geboren wordt. Het kunstwerk stelt de tegenwoordigheid van Christus present voor iedereen die er met een gelovig hart naar kijkt. De gedachte van afbeelden en representeren, present stellen, die zo centraal is in de rooms-katholieke traditie (een traditie van afbeeldingen van het Laatste Avondmaal waarnaar dit kunstwerk verwijst en op voortbouwt), wordt zo verbonden met een gereformeerde traditie die alle afbeeldingen en uiteindelijk ook alle formele bemiddelingen van heil heeft afgesneden en alleen nog de essentie overhoudt, hoewel die essentie zó abstract wordt weergegeven, dat hij ook gemakkelijk op omvalllen staat. Het is tenslotte voor religieuze mensen vreselijk moeilijk om zich tot een essentie te beperken.

Dat zie je mooi als je boven het kunstwerk van Martijn Duifhuizen (destijds, bij de tentoonstelling in de Janskerk), het laatste avondmaal in de beroemde glas in loodramen bekijkt. Hier zie je Jezus met zijn discipelen dineren alsof het de heren van het stadsbestuur van het zestiende eeuwse Gouda zijn. Prettig is dat, nu weet je tenminste om wie het gaat en als de heren uit de zestiende eeuw zo’n raam bekeken (zij hadden het tenslotte betaald), hadden ze werkelijk het gevoel daar met Jezus om de tafel te zitten. Bij een duidelijke visuele representatie kun je aansluiten, hoewel de houdbaarheidsdatum ervan uiteraard ook beperkter wordt. Als wij naar dat gebrandschilderde raam kijken, hebben we niet meer het gevoel dat we ook aan tafel zitten.

Ik denk dat ik daarom juist bij het kunstwerk van Martijn Duifhuizen wel kon aansluiten. Ik koester een diep wantrouwen tegenover allerlei mensen of groepen die menen, de aanwezigheid van de levende Christus te kunnen representeren. Dat maakt het voor mij moeilijk om de levende Christus te ontmoeten in een heel uitgesproken vermenselijkte vorm, zoals het raam in de Janskerk. Dan zie ik heren uit de zestiende eeeuw, met al hun meer of minder smerige politieke en godsdienstige spelletjes, maar niet de levende Heer. Natuurlijk ben ik me ervan bewust dat de levende Heer zich ook in de zestiende eeuuw ook wel via die lakenpakken kon tonen, maar het staat te ver op een afstand van mij om er dichtbij te kunnen komen. Dat gebeurde wel bij de abstracte weergave in het kunstwerk van Martijn Duifhuizen, gecombineerd met de serene muziek van Bach.


Geplaatst

in

door

Reacties

Eén reactie op “Theologische impressie bij ‘Sei still mein Herz’”

  1. Maarten Wisse avatar

    Voortschrijdend inzicht is ook inzicht: ik ben er inmiddels achtergekomen dat ik in het bovenstaande stuk een te scherpe tegenstelling heb gemaakt tussen de visie van de synoptici en Johannes als het gaat om het laatste oordeel. Ook bij Johannes is er zoiets als een oordeel dat zich niet in het hier en nu, maar aan het eind der tijden voltrekt, en ook bij Johannes is dat een oordeel naar de werken, niet naar het geloof, zoals je duidelijk kunt zien in Johannes 5: 28 en 29. Echter, bij Johannes ligt het allemaal wel wat anders en complexer dan bij de synoptici, het geloof speelt in het hier en nu een cruciale rol met het oog op het oordeel, zie 5: 21-27.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *