70bdfafaa553b9b30719d7a82f910949 Xl

Hoe we van ons Kuitert-complex afkomen – over ketters

Op 24 november vond aan de VU een symposium plaats over Harry Kuitert, ter gelegenheid van de aanbieding van zijn biografie later op de middag. Het RD maakte een verslag onder de titel ‘Kuitert: een grote ketter van wie te leren valt’. Die krantenkop is een verwijzing naar mijn bijdrage, die hieronder gedownload kan worden.

Het bundeltje met alle lezingen van die dag kan nu HIER besteld worden.

Het woord ‘ketter’

Iets wil ik nog wel kwijt over het woord ‘ketter’. Tijdens het symposium werd daar al een vraag over gesteld waarop ik niet zo helder antwoordde als ik had kunnen doen. Ik houd inderdaad erg van het woord ‘ketter’. Deels is dat omdat het er nu eenmaal is. Gelovigen zien sommigen mensen als ketters en ons academische discours over leerstellige polemiek zou onnodig vriendelijk worden als we zouden ophouden over ‘ketters’ te spreken. Zo heb ik het in deze bijdrage eigenlijk ook gebruikt: ik noem Kuitert een ketter omdat hij als zodanig door het behoudende christendom is genoemd.

Ik doe ook graag ketteronderzoek, juist om de reden die in mijn bijdrage wordt genoemd: je kunt van ketters erg veel leren en het is zeer te betreuren dat men zich in de theologiegeschiedenis zo relatief weinig met ketters heeft beziggehouden. Dat geldt voor alle grote namen die ik in mijn bijdrage noem. Sommigen hebben inmiddels iets van een rehabilitatie ondervonden, denk aan Pelagius en Arminius, maar het niveau van het onderzoek naar Socinus en Servet staat in totaal geen vergelijking tot dat naar Luther of Calvijn. Bij Servet is dat misschien begrijpelijk vanwege zijn relatief geringe invloed, maar Socinus heeft een enorme invloed gehad en er is niet eens fatsoenlijk biografisch onderzoek naar hem gedaan. De zeventiende eeuw kun je totaal niet begrijpen als je Socinus niet goed begrijpt. Maar ook Calvijn begrijp je niet goed als je Servet over het hoofd ziet.

Je moet kunnen zeggen: dit is niet-christelijk!

Maar er is nog een belangrijker reden voor mij: we moeten het woord ‘ketter’ behouden omdat het tot de kern van de christelijke traditie behoort om soms, als de kern van het geloof op het spel staat, elkaar het recht tot het claimen van de christelijke traditie te ontzeggen. We zeggen dan: dit is niet-christelijk! Of met dat door zovelen verguisde woord: dit is ketters! Ik besef heel goed dat dat voor allerlei mensen gevoelens van weerzin oproept. Dat komt omdat ze gewend zijn aan dat waar Kuitert tegen streed, namelijk een gestolde dogmatische traditie waarin iedereen die iets anders denkt dan wat je binnen de groep hoort te denken, onmiddellijk voor ketter wordt versleten. Je hebt als gelovige geen flauw idee wat er op het spel staat en soms krijg je het gevoel dat de mensen die anderen voor ketters uitmaken het ook maar nauwelijks weten, maar duidelijk is dat het fout is en veroordeeld moet worden.

Van de weeromstuit is er in sommige christelijke kringen de neiging ontstaan om het helemaal niet meer over leerverschillen te hebben en elke dogmatische discussie als ‘ruzie’ te beschouwen die hinderlijk is voor de christelijke naastenliefde. Ik verzet me tegen die tendens en onder andere daarom gebruik ik zo graag dat woord ‘ketter’. Bijna in elk leergeschil staat er iets op het spel en dat wat op het spel staat, gaat over de manier waarop de christelijke gemeenschap het haar overgeleverde geloofsgoed zich in een nieuwe context toe-eigent. Daarbij is voortdurend sprake van een spel om de macht en het heil, de spirituele gezondheid van de gemeenschap, staat dus voortdurend op het spel bij de manier waarop het geloof ter sprake wordt gebracht. Dat op het spel staan is serieus, soms meer soms minder, maar bijna altijd serieus genoeg om het serieus te nemen.

‘Ketter’ wordt altijd beslist in een context

Het is dus niet zozeer zo dat er een soort eeuwige set waarheden is (de gereformeerde belijdenis bijvoorbeeld) op grond waarvan je met een eenvoudige check kunt bepalen of iemand in het rijtje ketters thuishoort. Integendeel, was dat maar waar! Dan was het simpel. Nu is het ingewikkeld. Het gaat er bij ketterij juist steeds om dat je in een nieuwe situatie al die woorden uit de Bijbel en uit de christelijke traditie opnieuw moet toepassen, daarbij pijnlijke keuzes moet maken die niet in de documenten voorgegeven zijn en waarbij de gezondheid van de gemeenschap op het spel staat. Denk maar even aan de discussies van het moment: m/v in de kerk, homoseksualiteit, de vijf bedieningen op grond van Efeze 4:11 en voeg er maar andere aan toe. Dat zijn steeds vraagstukken waarbij het ertoe doet hoe je erover denkt. Het bepaalt de gedaante van de christelijke gemeente hoe je daarin beslissingen neemt. En dan is het woord ‘ketter’ soms op z’n plaats. Het is en soort ‘big fat warning’ waarmee je als deelgenoot van die christelijke gemeenschap aangeeft dat je identiteit op het spel staat.

Niet dat daarmee de kous af is, integendeel. Want het kan ook zomaar zijn dat je mede-christen hetzelfde doet, maar op grond van de omgekeerde redenering en de tegengestelde conclusie! Daarom zul je als christen altijd het besef moeten hebben dat niet alleen de ander een ketter kan zijn, maar ook jijzelf. Elke verwoording van het christelijk geloof is een gebrekkige verwoording. Het is daarom aan een bepaalde gemeenschap om uit te maken wat ze op een zeker moment als ‘ketters’ ziet en verwerpt. Dat is dan nog weer heel iets anders als: iemand uit de gemeenschap gooien! Je hebt binnen de gemeenschap principieel niet meer dan het zwakke woord en je zult ook nog eens moeten beseffen dat iemand misschien met woorden een in jouw ogen verkeerde richting uitgaat, maar naar bedoeling en met het hart op de rechte plek is.

Maar toch betekenen al deze contextuele overwegingen en de gebrokenheid van je eigen hart nog niet dat alle manieren van denken of handelen in een gelovige context even aardig en lief en vriendelijk zijn en je daarom het woord ‘ketter’ niet zou mogen gebruiken. Dat alle verwoordingen gebrekkig zijn en voor kritiek vatbaar, betekent nu weer net niet dat ze allemaal even goed of even slecht zijn.

Dat geldt eens te meer omdat de gemeenschap van gelovigen binnen de cultuur waarin ze een plek heeft, in de verleiding kan komen om zich over te leveren aan goddeloze bewegingen in de samenleving. Ook dan past het gelovigen binnen die gemeenschap om hun stopbord in de lucht te steken en van ketterij te spreken. Zo heeft de christelijke gemeente dat ook in het nog niet zo verre verleden gedaan: de Barmer Thesen of de belijdenis van Belhar tegen apartheid. Zelfs tijdens de recente verkiezingen spraken juist bepaalde evangelicalen in Amerika met de bewoordingen van de Barmer Thesen om duidelijk te maken dat in hun ogen een stem voor Trump een stem tegen het christelijk belijden was en wel vanwege diens structurele discriminerende uitlatingen tegenover mensen van een ander ras of de andere sekse.


Geplaatst

in

door

Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *