Zaterdag 20 juni 2015 verscheen de onderstaande column in het Friesch Dagblad naar aanleiding van de stelling: het commercialiseren van de vluchtelingenproblematiek is respectloos.
De stelling van vandaag is van de soort: o zeker, natuurlijk, dacht u soms dat ik er anders over denk? Nee, natuurlijk, volstrekt niet, ik zou niet durven! Er is meer dan genoeg morele en politieke correctheid in Europa. Wat dat betreft hadden er al lang geen vluchtelingen meer moeten zijn. En toch zinken er nog steeds van die boten.
Wat ik van het marxisme geleerd heb, is dat onderdrukking meestal gaat over verzwegen machtsverhoudingen. Je moet dus kijken in een richting die je niet verwacht. Bij hen die het goed hebben, is dat meestal: zij zelf. Wij dus, het moet over ons gaan, niet over schurken in Noord-Afrika. De vraag is niet: hoeveel vluchtingen moeten we toelaten? Ook niet: is vluchtelingen vervoeren inhumaan? De vraag is: welke onderdrukkende structuren houden we in Europa in stand waardoor het Afrikaanse continent al honderden jaren het afvoerputje van onze welvaart is?
Maar die vraag lijkt ongeschikt voor de kortademigheid van de hedendaagse media. Het is gepromoveerd tot linkse hobby. Vluchtelingenboten zijn geschikt voor op TV, net als oorlogen, bomaanslagen en noem het maar op. Je stuurt er een cameraploeg op af, je neemt zo veel als mogelijk bloed en tranen op en je stuurt het met een passende tekst erbij naar je kijkers. Bam, gruwelijk! Iedereen is overtuigd: dit moet stoppen! We moeten deze mensen helpen! Hup, hulpgoederen sturen, ook prima voor TV. Je interviewt de helpers en je roept om extra geld. Zo gaat het na elke ramp. Zo gaat het ook met de vluchtelingenproblematiek. Op zich is dat geen vorm van commercialisatie, hoewel: ook dat staat nog te bezien. Want wat is commercie? De commerciële omroep die aan de reportages verdient, de NGO’s die mooie reisjes maken, mooie salarissen opstrijken en in mooie panden wonen?
Ik heb een andere stelling: elke uiting van morele afschuw die het zelfkritische vermogen van een volk of bevolkingsgroep vermindert, is verwerpelijk. Ik vrees dat de stelling van vandaag bij die categorie behoort. Ze laat ons wegkijken van onze eigen rol, van onze eigen collectieve verantwoordelijkheid en onszelf bevredigen in onze hulp-modus.
Wat ik ook van het marxisme heb geleerd, is de diepe ambiguïteit van het begrip ‘hulp’. We doen als Westerse wereld al eeuwen lang aan ‘hulp’. Het Westen is al eeuwen lang in Afrika. Onze multinationals zijn al decennia lang in Afrikaanse landen om daar te ‘investeren’. Afrika mag wel blij zijn met onze bijdrage aan het bloei van het toerisme in Afrikaanse landen, of onze ‘hulp’ bij de natuurbescherming.
Of ligt het toch anders? Helpen wij pardoes steeds zo dat we er zelf beter van worden? Verpesten we nog altijd de markt voor cacao, suiker of katoen en trouwens, wie profiteert er in Afrika eigenlijk van het geld van de olie die we produceren? Een heel land of een enkeling? Hoe zien de grondbezitsverhoudingen er in Afrika uit na honderden jaren kolonialisme. Misschien is dat niet geschikt voor TV.
Ik geloof niet dat de toekomst voor Afrika ligt in een ongebreidelde immigratie van Afrikanen naar Europa. Laten we op humanitair vlak al het mogelijke doen om mensen op te vangen, maar wat we ook nodig hebben, is een grondig maar productief besef van onze eigen onderdrukkende structuren.
Geef een reactie