Een testcase: het klassieke ‘rotjochie’ in de klas
Je zou kunnen zeggen dat ik in de benadering van feedback zoals in de vorige post beschreven, nog veel te positief ben over mensen. Ik ga er vanuit dat ze een wil ten goede hebben, naar heelheid verlangen en wat dies meer zij. Is dat zo? In ieder geval dan toch niet bij iedereen! Daarom wil ik mijn punt nog een keer maken en dan aan de hand van het klassieke ‘rotjochie’ in de klas. De terminologie klinkt onvriendelijk, maar ik denk dat iedereen wel begrijpt wie ik bedoel. Het is vaker een jongen dan een meisje die met uitdagend, soms extreem gemeen gedrag de chemie in een klas verstoort of voortdurend een docent die niet al te sterk in de schoenen staat, tot wanhoop brengt.
De verleiding om het klassieke rotjochie consequent vanuit een pure self visie te benaderen, is niet enorm, en dat zeg ik bij wijze van understatement. Je moet al heel veel geduld hebben om consequent alleen het positieve van iemands gedrag te benoemen terwijl diegene consequent het bloed onder je nagels vandaan haalt. Toch kun je praktijkverhalen horen waaruit ik concludeer dat onderwijsmensen soms heel ver gaan in het negeren van negatief gedrag en daardoor scheefgroei in een klas veel te ver laten escaleren. Het behoeft geen betoog dat het rotjochie daarmee een scheve kijk op de werkelijkheid aanleert en de vervorming van het eigen zelf ook niet waarneemt noch leert bijsturen.
Een no self alternatief is, als belonen van positief gedrag niet helpt of er nauwelijks meer positief gedrag meer te benoemen valt, er straffen overheen te gooien. Dat zal, als de leerkracht op een gegeven moment echt zijn of haar geduld verliest, wel het onvermijdelijke vervolg zijn op belonen. Hoe meer negatief gedrag op een gegeven moment, hoe meer straf je moet geven, met een negatieve spiraal als gevolg. Mensen met ervaring in het onderwijs zullen het al snel met me eens zijn dat dat geen effectieve benadering van het rotjochie is.
Twee elkaar beconcurrerende benaderingen van een kind lijken hier tegenover elkaar te staan: het kind is niet echt rot, zegt pure self. Benader het nu eens als iemand die iets wil, als iemand die grote talenten heeft! Kijk nu eens wat een ellende dat kind teweegbrengt! roepen de andere theorieën. Daar moet gewoon iets aan gebeuren. Conditioneren, roept de no self theorie. Een extreme gereformeerde mensvisie zou kunnen zeggen: zie je wel, dat kind is slecht! Het moet aangepakt worden. Overrulen die ellende! Die slechte wil van dat kind moet gebroken worden.
Vanuit broken self zou ik het zo zeggen: eigenlijk is het rotjochie niet naar iets op zoek, maar naar iemand/Iemand. Die iemand is hij zelf, vanuit een bepaald perspectief. Kwaad, diep kwaad ook, is het resultaat van zelfvervreemding. Precies daarom schudt het rotjochie zo hard aan alle mensen om hem heen. Hij verlangt nog altijd naar het goede, maar vult dat goede tegelijkertijd volledig verkeerd in. ‘Goed’ kan dan zijn ‘kortetermijnbevrediging van een behoefte aan wraak op alles en iedereen. Haha, laten ze zich maar eens lekker net zo rot voelen als ik!’ Om zichzelf terug te vinden, heeft hij niet iets nodig, maar iemand. Uiteindelijk, theologisch, zou ik zeggen: God, maar dichterbij zoekt hij mensen om zich heen. Van die mensen vraagt hij, een spiegel te zijn, een spiegel van authentiek mens-zijn. Hij vraagt dus helemaal niet dat ze het kwaad dat hij doet, negeren. Integendeel. Ik ben er zeker van dat mensen met veel ervaring met rotjochies dat herkennen. Rotjochies weten heel goed dat ze klieren en ze hebben totaal geen respect voor je als je doet alsof je dat niet ziet. Hij wil juist in dat klieren gezien worden en daagt zijn omgeving uit om te laten zien dat het bestaan niet geheel arbitrair is, dat er ergens iets is van vastigheid en betrouwbaarheid.
Een ‘Christus’ zijn voor iemand anders
Nu zou je kunnen zeggen, als je verder wilt gaan met het beschrijven van zo’n spiegel, dat het rotjochie een ‘Christus’ nodig heeft, net zoals iedereen uiteraard. Het rotjochie is hier, zoals dat ook hoort, uiteindelijk toch een extreme representant van een normaal geval! Inderdaad kun je vanuit een gelovig perspectief zeggen dat hij Jezus Christus nodig heeft, maar ik wil hier even ‘spelen’ met een concept dat door Luther en Bonhoeffer wordt gebruikt: een ‘Christus’ zijn voor iemand anders. Theologisch zitten er aan die gedachte van een Christus zijn voor iemand anders, allerlei haken en ogen, maar in een bepaald opzicht kun je er nuttig gebruik van maken.
Een goede Bijbelpassage die iets kan duidelijk maken van wat het inhoudt om een Christus voor iemand te zijn, is Johannes 4, het verhaal van Jezus en de Samaritaanse vrouw. Zoals ik net al zei in verband met het rotjochie: Jezus neemt het kwaad dat de vrouw heeft gedaan, volstrekt serieus. Maar dan komt iets dat een combinatie is van vergeving, verbinding (tussen hem en de vrouw) en bekrachtiging. Eigenlijk, zouden we theologisch zeggen, geeft Jezus daar niet alleen steun met woorden aan de vrouw, maar hij geeft zichzelf. Hij laat haar opnieuw geboren worden door haar bij zichzelf te brengen, maar zonder haar los te laten. Hij houdt haar vast, ook daarin dat hij haar haarscherp laat zien wat ze fout doet, maar ook daarin dat hij haar door wie hij is laat zien hoe het anders kan. Hij toont haar daarmee authentiek mens-zijn. Door de subtiele combinatie van begrip, van gezien worden en tegelijkertijd terechtwijzing geeft hij haar eigenlijk toch ook het zelfvertrouwen dat ze nodig heeft om de stap naar een nieuwe manier van leven te kunnen maken.
Inspirerende voorbeelden
In vorige afleveringen heb ik gewezen op een spanning tussen twee denklijnen in het werk van Korthagen cs. Aan de ene kant gaan zij helemaal mee met de mode van het nieuwe leren. Echt leren is actief leren in groepjes waarbij leerlingen zelfstandig aan opdrachten werken en de docent eerder als coach dan als overdrager van kennis functioneert. Aan de andere kant leggen Korthagen cs veel nadruk op de persoon van de docent. Ze compliceren die persoon van de docent ook in de zin dat ze refereren aan het gegeven dat je meer via onbewuste signalen dan via bewuste interventies lesgeeft. Ik heb aangegeven dat de pure self georienteerde benadering van Korthagen cs voor dat laatste eigenlijk geen duidelijke plaats heeft en ik heb ook laten zien dat hun insteek bij het nieuwe leren niet in verband wordt gebracht met hun nadruk op de persoon van de docent. In deze bijdrage wil ik een poging doen die twee bij elkaar te brengen via een pleidooi voor leren als na-apen.
Zoals Korthagen cs zelf doen in hun boek, is het bijzonder nuttig om docenten te vragen naar hun inspirerende voorbeelden, docenten die zij zich herinneren als inspirerend, betrokken en enthousiasmerend. Korthagen cs vragen daarnaar, maar gek genoeg speelt de rol van voorbeelden in hun onderwijskundig denken nauwelijks een rol. Als ik me niet enorm vergis, is ‘nadoen’, de voorbeeldfunctie van de docent dus, een concept dat in hedendaagse onderwijskundige theorieën als kernwoord nauwelijks of geen rol speelt. Men is zo bang om van een studentgerichte benadering weer terug te vallen in een docentgerichte benadering, dat de rol van de docent van de weeromstuit ondersneeuwt. Het gaat over kennisoverdracht, toepassen van kennis, aanleren van vaardigheden, creëren van eigen producten en ontwikkelen van leervaardigheden (dit is het ‘boompje van Bloom’). Dat gaat allemaal over aanleren van iets. De persoon van de docent als object van leren, speelt eigenlijk geen rol. Ook in een theorie als ‘exemplarisch leren’, waarin representatieve voorbeelden een sleutelrol spelen, heeft het exempel betrekking op een exemplarische leersituatie, niet zozeer op een exemplarische docent. Een gunstige uitzondering is overigens de lectorale rede van Bram de Muynk over de leraar als gids. Dat concept van een gids komt dichtbij dat van een voorbeeld dat ‘nagedaan’ kan worden.
Leren als nadoen
Het lijkt net alsof het concept ‘nadoen’ in de onderwijskunde is uitgebannen. Dat is vreemd, want je hoeft weinig fantasie te hebben om te zien dat ‘nadoen’ eigenlijk één van de belangrijkste manieren van leren is. Maar ‘nadoen’ heeft in onze cultuur een enorm negatieve klank. Zoals alle moderne onderwijskundige theorieën benadrukken, gaat het er juist om dat je leert iets zelf te doen in plaats van iets na te doen. Net zoals in de kunsten sinds de Verlichting een kunst en een ambacht volstrekt uit elkaar zijn gegroeid (kunst=originaliteit en ambacht=reproductie), zo is ook in het denken over opvoeden en onderwijs geven alle nadruk verschoven van de persoon van de opvoeder/onderwijzer naar de leerstof en de toe-eigening door de leerling. Die wending zit, denk ik, diep ingebakken in de post-Verlichtingsbenadering van kennis (die is persoonsonafhankelijk) en gezag (iets is waar omdat IK het inzie, in plaats van omdat iemand anders het zegt).
Ik denk dat de broken self benadering die ik in de vorige aflevering heb geschetst, op dit punt iets van een correctie kan bieden. Korthagens punt dat je meer overdraagt met wie je bent dan met wat je zegt, kan vanuit de broken self benadering veel sterker gehonoreerd worden dan binnen zijn eigen benadering. Vanuit pure self heb ik aan mezelf genoeg, maar vanuit broken self ben ik voortdurend hartstochtelijk op zoek naar voorbeelden, naar identificatiefiguren die mij laten zien wat authentiek menselijk leven zou kunnen zijn.
Je kunt het ook om je heen zien. Om een voorbeeld te geven: toen mijn dochter de eerste paar weken naar de middelbare school ging en ik haar vroeg naar haar ervaringen, kreeg ik eigenlijk geen beschrijving van de leerstof. Ik kreeg een beschrijving van de leraren: of ze aardig waren, of ze van hun vak hielden, of langzaam spraken of snel en zo gaat dat door. Een paar weken later zei ze dat de gebruikte methode voor het vak Frans vreselijk was, maar de docent zo bezielend lesgaf dat het vak desondanks het leukste was van allemaal. Vraag een kind op de basisschool naar de juf of meester en er komt niets over leerstof. Er komt: de juf is lief of niet lief.
Een christen zijn voor iemand anders
Eerder heb ik al iets geschreven over ‘een Christus voor iemand zijn’. Ik gaf daarbij aan dat dat concept als zodanig problematisch is. De reden daarvoor is vrij eenvoudig: Christus is volmaakt (Of je dat wel of niet gelooft, maakt voor het argument niet uit; de gedachte van ‘Christus’ appelleert nu eenmaal aan een voorbeeld met een hoofdletter.) en wij zijn dat niet. Daarom legt de gedachte van een Christus voor iemand zijn aan ons een ideaal op dat bij voorbaat al niet haalbaar is. Zo’n ideaal is in een pedagogische situatie nu juist zeer contraproductief, want een leraar die vanuit een onmogelijk ideaal voor de klas staat, staat daar niet op z’n gemak. Daarom spreek ik liever over ‘een christen zijn voor iemand anders’. Hoe gek dat ook klinkt gezien de gebruikte term, bedoel ik dat ideaal niet exclusief-christelijk. De ‘goede christen’ is in dit geval namelijk primair een goed mens.
Het is verleidelijk om een beschrijving te geven van wat dat is, een goed christen zijn voor iemand anders in het kader van een pedagogisch ideaal. Toch doe ik dat nu even niet en wel om twee redenen, afgezien van het feit dat deze bijdrage inmiddels al lang genoeg is. Allereerst denk ik dat het in het licht van al het voorgaande (het complete feuilleton zogezegd) waardevol is om je eerst te realiseren dat het ideaal van een docent vanuit het perspectief van broken self niet maakbaar kan zijn. Het is geen kwestie van een lijstje criteria, een traininkje, een momentje van introspectie en voila, daar sta je als ideale docent. Een ideale docent worden is een kwestie van transparant worden naar jezelf toe, van heel worden, van worden wie je bent. Als dat zo is en het is juist dat we als gebroken mensen nooit volledig toegang tot onszelf hebben, is het bereiken van je ideaal dus intrinsiek ingewikkeld. Dat kan ontmoedigend klinken, maar kan evengoed als een bemoediging werken. Het kan dus gewoon niet perfect, dus is er alle reden om met het eerste kleine stapje te beginnen…
Een tweede reden waarom ik hier nu geen pedagogisch ideaal beschrijf, is dat het de indruk zou wekken alsof je de docent op zichzelf kunt beschouwen, los van de gemeenschap van studenten waarbinnen zij of hij functioneert. Vanuit de pure self gedachte kan dat, vanuit de broken self gedachte niet. Niet alleen het rotjochie is wanhopig op zoek naar mensen die hem serieus nemen, ook de docent is dat. Idealen met betrekking tot docenten veronderstellen daarom gemeenschappen waarbinnen die idealen tot bloei kunnen komen. Daarover gaat het in de volgende aflevering.
Geef een reactie